Na de Tweede Wereldoorlog was Zuid-Amerika bijzonder in trek als toevluchtsoord voor hen die hun oorlogsverleden zo snel mogelijk wilden begraven. Van de oud-nazi die onder de valse naam Hagen een veilig heenkomen op het zonnige eiland Jamaica had gezocht, zouden we vermoedelijk nooit meer gehoord hebben als hij niet toevallig in het bezit was geweest van enkele waardevolle papieren en als hij niet voor zijn dood het geheim daarvan bekend had gemaakt aan zijn oorlogsmakker von Stalhein. Erich von Stalhein had er nooit voor gevoeld om de rest van zijn leven als onderduiker te slijten, ergens ver buiten Europa. Het intrigeren zat hem nog steeds in het bloed en derhalve was hij ook niet van plan om de boodschap van zijn oude kameraad slechts als kennisgeving aan te nemen. Maar de politie van Jamaica was ook van de inhoud van Hagens brief op de hoogte gekomen en via de Britse autoriteiten werd Biggles verzocht zich met de zaak te bemoeien. Eenmaal in de West, had Biggles een aantal interessante ontmoetingen. Niet alleen met mensen, maar ook met roze flamingo's, die wel een zeer scherp contrast vormden met de allerminst gracieuze trawanten van Erich von Stalhein.
Weer een ouderwets Biggles-boek. Zeker ook omdat Von Stalhein er in meespeelt.
Een oud-Nazi, die gedurende enige jaren in Jamaica heeft gewoond, is tijdens het schrijven van een brief overleden. De dokter waarschuwt de autoriteiten en op die manier komt het uiteindelijk terecht op het bordje van Biggles en zijn vrienden.
Biggles ontdekt dat zijn oude vijand Erich von Stalhein ook op het eiland is, en doet alle moeite om hem voor te zijn op jacht naar papieren waar ook het Oostblok interesse voor heeft.
Op een eiland tussen de flamingo’s volgt een ontknoping.