Als Biggles op het bureau van zijn chef wordt ontboden, wist hij door de speciale manier waarop dat gebeurde, doorgaans al meteen dat er iets bijzonders aan de hand was. Dat gevoel had hij ook op het moment waarop dit verhaal begint en inderdaad bleek commodore Raymond een karweitje voor hem te hebben dat niet bepaald thuishoorde in de gewone gang van het alledaagse werk. Zoals meestal, als Biggles in een affaire werd betrokken, lag zijn opdracht niet naast de deur, maar ergens in de Indische Oceaan en wel nabij Malaka. In de omgeving daarvan schenen namelijk nog ouderwetse zeerovers te opereren en hun piraterij was natuurlijk helemaal niet naar de zin van hun slachtoffers, in dit geval vooral de verzekeringsmaatschapijen van de gedupeerde reders. Natuurlijk was de opdracht om deze zeeschuimers in de kraag te grijpen, verre van ongevaarlijk. Hoe gevaarlijk het klusje wel was, bleek wel toen de scheepseigenaar Tidore, vóórdat hij Biggles de nodige inlichtingen kon verstrekken, werd vermoord. Op dat ogenblik wisten Biggles, Algy, Bertie en Ginger dat ze alleen maar konden hopen het er levend van af te brengen.....
Weer een ouderwets Biggles-boek.
Een groep moderne piraten maakt de Indische Oceaan onveilig, en Commodore Raymond verzoekt Biggles om een verhaal na te trekken in Ceylon. Biggles vertrouwt het verhaal niet heel erg en al spoedig blijkt hij gelijk te hebben.
Biggles komt voor hete vuren te staan, maar gelukkig worden hij, Bertie en Algy gered door het Amerikaanse leger, die door Ginger zijn opgehaald.
Net als in de vorige verhalen werd er vrij laagdunkend gedaan over de andere rassen, iets wat meer voorkomt in boeken uit die tijd.